Het valt nog lang niet altijd mee. Iemand heeft verdriet en jij wilt graag iets doen dus probeer je te troosten. Maar… hoe doe je dat? Een arm om de schouder? Een glaasje water? Een doosje tissues aanreiken? Zeggen ‘het komt wel goed’?
En laat dat nou net in het verkeerde keelgat schieten! Hoe kan dat nu? Ik bedoel het toch zo goed?
Volgens de Dikke van Dale is troost een bemoediging bij verdriet. Troosten is volgens de Dikke van Dale (proberen) verdriet (te) verzachten; = opbeuren. Toen ik dit zo las vroeg ik mij af waarom wij zonodig willen verzachten en/of opbeuren?
Tijdens mijn trainingen gebeurt het nog weleens dat iemand zodanig wordt geraakt dat er tranen vloeien. De reacties daarop zijn altijd heel verschillend en voor mij heel interessant om te ervaren. Op die momenten zie ik van alles gebeuren. Ik zie deelnemers die wat ongemakkelijk beginnen te schuiven op hun stoel. Ik zie deelnemers die naast de verdrietige persoon zitten en waarvan de één bijvoorbeeld een arm om de schouder legt terwijl de ander de doos tissues toeschuift. Weer een ander kijkt mij indringend aan, zo van DOE IETS!
Voor mij zijn dat momenten waarop ik juist niets doe. Ik wacht rustig af. Want dit zijn leermomenten bij uitstek. Dit is wat er in het ‘gewone’ leven ook gebeurt. We zien dat iemand verdrietig is en willen graag iets doen. De vraag is echter voor wie we dat willen doen, voor de ander of voor onszelf? Wat doet het met onszelf als iemand verdrietig is?
Een paar jaar geleden werkte ik samen met een docent aan een meerdaagse scholing Palliatieve Zorg. Hij vertelde na afloop van één van de dagen dat hij zich had zitten verbijten om niet in te grijpen en met verwondering had gekeken hoe ik zo rustig ‘niets kon doen’ en afwachten. Pas bij de nabespreking begreep hij waarom ik juist niets had gedaan en na de nodige minuten het heft pas weer in handen nam. Ik vraag dan bijvoorbeeld aan de verdrietige persoon wat er gebeurde toen er een arm om schouder geslagen werd of de tissues meteen zijn/haar kant opkwamen. Heel vaak zegt diegene dan dat het een gevoel opriep dat tranen blijkbaar lastig zijn voor anderen. Meestal is er wel het besef dat het met de allerbeste intenties gebeurde.
Ik heb inmiddels geleerd dat het gevoel te willen troosten net zoveel over mijzelf zegt als over die verdrietige ander. Wat vind ik zo moeilijk in het nabijzijn van dit verdriet? Waar raakt het mij? Hoe komt het dat ik zo graag iets wil doen of wil helpen? Wil ik proberen het een ietsiepietsie op te lossen? Of kan ik het laten waar het is? De ander heeft verdriet, mag dat er alsjeblieft zijn? Er gewoon zijn, zonder meer?
Van de mensen die de arm om de schouders legden, de tissues toeschoven of het glaasje water haalden horen we inderdaad de intentie om te willen troosten, ‘iets’ te willen betekenen voor de ander. Alleen vanuit warmte en betrokkenheid. Voor hen is het vaak schrikken als dan blijkt dat het de ander juist het gevoel gaf dat tranen lastig zijn. Uiteindelijk blijkt het voor iedereen een hele leerzame ervaring te zijn geweest. En een stukje inzicht in hoe belangrijk het is ‘nabij te zijn’ zonder iets te hoeven doen. Puur met warmte, liefdevolle aandacht en oprechte betrokkenheid.
Herman de Mönnink (www.verlieskunde.nl) heeft mij ooit het volgende geleerd: ‘Troost is pas troost als degene die troost behoeft het ook als troost ervaart’.
Voor mij een waarheid als een koe! Het kan juist troostend zijn als je nabij en stil bent of soms zegt ‘ik weet niet wat ik zeggen moet’, ‘ik ben er stil van’ of ‘wat moet dit zwaar voor je zijn’. De ander voelt zich vaak getroost als jij in staat bent oprecht stil te zijn, met je aandacht en betrokkenheid bij die ander, door de ander de ruimte te bieden emotioneel weer wat orde in de chaos te scheppen, door op enig moment te vragen of je iets kunt doen…
En laten we wel wezen: als het snot iemand over de lippen loopt is er niets mis mee om de tissues aan te reiken! Wat vind jij?